Na een heel eind in ons gesprek vanavond, dat ging over fotografie, vertelde mijn buur me heel aarzelend, alsof hij zich een beetje schaamde dat hij een Nikon D3 had gekocht. Alsof hij zich moest verontschuldigen voor zijn aankoop. Hij doet met zijn spaarcenten wat hij wil.
En toch denkt niet iedereen er zo over. OK, die D3 is een duur toestel en niet iedereen kan het zich permitteren. Vandaar heel wat jaloezie onder (amateur)fotografen. Jaloezie die ook is ingegeven door de prachtige technische prestaties van het toestel. Doorgewinterde fotografen zullen er nu eenmaal nog betere foto’s mee maken dan met een ander toestel zoals bv een Nikon D200 of een Canon 40D.
Wie op sommige forums durft gewag maken dat zijn toestel een D3 is, die wordt er steevast door een aantal adepten met de grond gelijk gemaakt, zowel het baasje als zijn hondje toestel.
Ik vraag mij af waarom we tijdens onze korte tijdspanne op deze aardkloot zo veel nijd moeten aan de dag leggen. Komt dat door het materialisme? Door de verzurende samenleving?
Heel vaak krijg ik per e-mail van die mooie powerpoints binnen met schitterende foto’s. Ik kan daarvan genieten zonder de jaloezie van ‘dat is wellicht met een duurder toestel getrokken dan het mijne’. Zou dat eigenlijk de facto wel zo zijn? Een heel goeie fotograaf maakt met elk reflextoestel mooie foto’s en met de beste DSLR’s nog betere foto’s. Maar het is niet zo dat elke fotograaf goeie foto’s zal maken omdat hij bv een D3 in zijn pollen heeft.
Kijk naar Henri Cartier-Bresson die vorige week vrijdag 100 jaar zou zijn geworden. Hij beschikte met zijn Leica M5 niet over autofocus, kon zijn foto’s niet zien op een schermpje, had geen zoomlens, en toch is hij een der meest gerenommeerde fotografen geworden.
Dé Nikon D3